Augustinus wordt terecht de kerkvader van het Westen genoemd. Iedereen die zijn werken leest, is onder de indruk van zijn grote veelzijdigheid. De grootste betekenis van zijn werk ligt ongetwijfeld in het diepe inzicht in de betekenis van Gods genade. Juist om die reden is de Reformatie gekarakteriseerd als een Augustijnse openbaring. De Hervormers baseerden zich op Augustinus en formuleerden het zo: het ware geluk, van begin tot eind, is alleen genade.
Dit geschrift verscheen voor het eerst in 429. De kerkvader zelf wist dat hij alleen christen was geworden omdat God hem had gegeven wat hij hem had opgedragen. Hij had zijn wil vernieuwd en aldus Augustinus in staat gesteld en voorbereid om de Heer Jezus Christus aan te trekken en te breken met alles wat niet naar hem was.
Als het geloof een verdienste van de mens was, dan was de verlossing niet alleen Gods genade. Uit zichzelf zou de menselijke wil, die sinds de zondeval verdorven is en altijd vrijelijk tegen God en Zijn dienst kiest, nooit vernieuwd worden. God vernieuwt de wil in zijn genade, en deze gelooft van ganser harte en gewillig in de mens in Christus en wil ook God dienen.
Voor Augustinus vermindert Gods genade niet de verantwoordelijkheid van de mens en de noodzaak van een heilige wandel met God. En daarmee herkende hij zichzelf als een leerling van de Schrift. We moeten het daarbij laten, dat God ons verstand te boven gaat.
Geb., 112 paginas
ISBN: 978-3-948475-46-8
Nr. 819.746